Hieronder alvast een slideshow van alle beelden van deze pagina…
Ons weekendje Friesland begon allemaal met de cadeaubon ‘Logeren aan het water’ de we vorig jaar van Greta ontvingen voor onze verjaardag.
Na grondige studie van alle aangeboden logies viel ons oog op ‘De Mariahoeve’. We hebben nog even getwijfeld omdat het logement toch op zo’n slordige 300 km hiervandaan ligt, maar uiteindelijk zijn we ervoor gegaan.
De Mariahoeve, in het hart van het waterrijke Friesland, gelegen aan het Sneekermeer en aan de rand van het watersport/Kameleondorp Terherne. In deze prachtige hoeve met een sfeervolle rietkap, bevinden zich vijf comfortabele tweepersoons appartementen / hotel kamers op de begane grond.
Adres : Utbuorren 16 – 8493 MA Terherne (Terhorne) – Website:www.demariahoeve.nl
Dag 1
We waren op zaterdagochtend vroeg uit de veren (6:30). Nadat de dagelijkse toiletwerkzaamheden en ons ontbijt achter de rug waren, restte ons enkel nog om de valies, die van de avond voordien klaargemaakt was, na te kijken en in de wagen te stoppen. Tegen 8:30 konden we de baan op. Zoals gewoonlijk was Koen chauffeur van dienst. Hij is daar goed in, waarom zouden we daar dan verandering in brengen ? 🙂
Nog voor de middag arriveren we op onze bestemming. Ofschoon de kamers normaal gezien maar beschikbaar zijn tegen 15:00 in de namiddag, mogen we toch onmiddellijk onze intrek nemen.
Eerst de bagage uitladen, als naar goede gewoonte maakte ik enkele kiekjes van ons onderdak voor één nacht.
Daarna installeerden we ons aan de keukentafel om de innerlijke mens aan te sterken.
Nadat we ons lunchpakket keizer gemaakt hadden onderzochten we de wandelfaciliteiten. Omdat we in de farde van de B&B niet onmiddellijk onze gading vonden, trokken we onze wandelschoenen aan en begaven we ons naar de dienst toerisme van het dorp.We waren licht teleurgesteld toen deze dicht bleek te zijn. Niet alleen de VVV maar ook de meesfe winkeltjes zijn gesloten tot Pasen… Dan maar terug naar de B&B alwaar we snel even op internet keken. Bingo, Koen had een mooie toer gevonden. Deze snel opgeslagen op de iPhone. Gepakt met onze fototoestellen en een rugzak met wat proviand begonnen we aan de geplande 13 km wandeling. Daar we het plannetje, en niet enkel de tekstbeschrijving, volgden kregen we er nog 5 km gratis bovenop. Maar niet getreurd, wij zijn getrainde wandelaars…
Wandeling door waterrijk weidegebied – kameleondorp
Daar we ons voorgenomen hadden om het rustig aan te doen en van de omgeving te genieten, hebben we er de ganse namiddag over gedaan over een afstand waar we anders amper 3 uurtjes over doen. Toch waren we hiervan meer vermoeid dan van onze wekelijkse marches aan 6km/uur. Maar ja, slenteren is vermoeiend…
Na een verkwikkende douche besluiten we om onze knorrende maag zijn goesting te geven en rijden we met de wagen (we hadden geen goesting om te voet te gaan) naar het eetcafé dat we eerder die avond gepasseerd waren. Met grote honger installeren we ons aan tafel. Ik kies als voorgerecht voor Nacho cheese met tomaat en nog iets en Koen neem de gerookte forel. Lekker, maar mijn portie was nogal aan de grote kant. Als dat maar goed komt met het hoofdgerecht. Als hoofdgerecht heb ik mijn keuze laten vallen op een Griekse brochet en Koen op mixed grill. Mijn schotel was heel lekker, maar nogal aan de zoute kant. Oei dat belooft voor vanacht. Gezien het grote voorgerecht heb ik toch wat vlees moeten verkopen aan Koen, die eigenlijk met zijn schotel toch al voldoende had. Besluit : we zijn zeker niet met honger naar onze slaapplaats teruggekeerd. Plaats voor een dessertje was er helaas genoeg niet. Wel hebben we als afzakkertje een limoencello genuttigd, kwestie om de vertering op gang te brengen.
Tegen 21:05 lagen we al in ons bedje, zo moe waren we. Ik wist dat ik die nacht, door het zoute vlees, nog enkele keren zou moeten opstaan om te drinken. Toen ik de eerste keer wakker werd met een droge mond werd Koen ook juist wakker en beiden dachten we dat we al uren geslapen hadden. Maar wat bleek ? Hilarisch was pas 23:50. Thuis liggen we op dat uur normaal gezien nog niet eens in bed.
Dag 2
Ochtendstond heeft goud in de mond. Ook wij houden ons aan dat motto. Om 7:30 zorg ik ervoor dat onze valies netjes ingepakt wordt, trek ik de lakens van het bed en deponeer die, zoals het huisreglement voorschrijft, in de badkamer.
Rond 8:00, zoals afgesproken met de uitbaatster, verschijnen we aan het ontbijt. De ontbijttafel staat in het gastenverblijf netjes voor ons gedekt. Na het ontbijt stippelen we nog gouw de planning voor de rest van de dag uit. Er rest er ons niets anders dan het poetsen van onze tandjes, nog een laatste bezoekje aan de plee en we kunnen vertrekken. De bagage wordt in de wagen geschikt. Ook het administratieve gedeelte van het verblijf (afgifte van de bon) moet nog gebeuren. Op weg zijn we.
Onze planning voor vandaag : via Ijlst naar Leeuwarden.
Op deze baan komen we nog langs een andere mooie molen. Deze is toch ook de moeite waard voor een kleine stop een enklele kiekjes.
Penninga’s Molen is een korenmolen die sinds 1900 in Joure staat.
Geschiedenis
De molen, destijds ‘De Jonge Dolfijn’ genaamd, werd oorspronkelijk in 1692 als papiermolen in Westzaan gebouwd voor Jelis Hendricksz. de Vries, die datzelfde jaar overleed. Tot ongeveer 1717 werd de molen ook wel ‘De Gekroonde Handschaaf’ genoemd, mogelijk vanwege het houtzagersverleden van de toenmalige eigenaar. Na in handen te zijn geweest van verschillende eigenaren werd de molen in 1781 omgebouwd tot een gerstpelmolen. Na plaatsing van een koppel maalstenen in 1869 werd de molen ook gebruikt voor het malen van rijst- en koffiedoppen. Drie jaar later komt de molen wederom in andere handen, waarna het als foeragemolen wordt gebruikt.
De Jonge Dolfijn stond ten oosten van het dorp Westzaan op het Koperenbergsepad. In de volsmond kreeg de molen de naam ‘De Koperen Berg’; volgens vertellingen zou de opdrachtgever namelijk ruzie hebben gekregen met de bouwer, waarna hij enkel in kleingeld betaalde oftewel een berg koperen munten. Vandaag de dag is de naam van dit pad de Jonge Dolfijnstraat, die zich aan de noordkant van de begraafplaats bevindt.
In de laatste decennia van de 19e eeuw raakte de molen in verval. Zo ontstond er in 1875 een kleine brand en sloeg in 1892 de bliksem in, waarna grote schade ontstond. Hierdoor was het voor molenaar Auke Penninga mogelijk om de molen te kopen en naar Joure te laten verschepen. In juni 1900 werd de molen uit elkaar gehaald en werden de onderdelen per zeilpraam over de Zuiderzee naar Friesland vervoerd, waar de molen herbouwd werd.
In april 1900 brandde de Westersche Molen of De Westerberg van molenaar A.S.Penninga af. Van het verkregen verzekeringsgeld werd vervolgens ‘De Jonge Dolfijn’ gekocht die op de plaats van Penninga’s oude molen aan de Schipsloot opgebouwd werd. Enkele tijd later kon de tot korenmolen omgebouwde ‘Jonge Dolfijn’ als ‘De Jonge Wester’ in bedrijf worden genomen. In de volksmond stond de molen vooral bekend als ‘Penninga’s Molen’. Tot 1936 bleef de molen in gebruik, daarna was er eigenlijk geen behoefte meer aan de molen. In het gebied rond Joure werd de jaren ’30 van de 20e eeuw vrijwel geen graan meer verbouwd.
Vanwege slecht onderhoud en onder meer een zware storm in 1953, verandert de molen geleidelijk tot een bouwval. In de jaren ’60 is van de wieken nog maar weinig over en zijn overal grote gaten ontstaan. De molen wordt in 1968 overgenomen door de Stichting Penninga’s Molen. Een jaar later wordt begonnen met de restauratie, die 250.000 gulden zou gaan kosten. Op 10 mei 1972 draait de molen weer, ditmaal bemand door vrijwilligers.
Vanaf halverwege de jaren ’70 is in het omliggende gebied de woonwijk ’t Schepenkwartier aangelegd. Van een stuk land vlak ten noorden van de molen is een parkje gemaakt. Het oude molenaarshuis en de drie aangrenzende oude woningen met vervallen schuren die aan de voet van de molen stonden moesten rond het jaar 2000 plaats maken voor nieuwbouw.
In 2007 is de molen in 2 fasen gerestaureerd. De eerste fase bestond uit het verwijderen van de kap om deze opnieuw te kunnen rietdekken en het vervangen van de stelling, de tweede fase had betrekking tot het binnenwerk van de molen.
Daarna gaat de tocht verder richting Ijlst
Ijlst – Stellingmolen De Rat.
De Rat is een achtkante stellingmolen in IJlst die werd gebouwd in 1828. Naast de windmolen staat de molenaarswoning. Het is één van de drie houtzaagmolens in Friesland. De anderen zijn de De Jager in Woudsend en De Zwaluw in Birdaard.
Oorspronkelijk stond de houtzaagmolen in de Zaanstreek, waar “De Rat” voor 1683 als balkenzager werd gebouwd. Aan het eind van de Frans Engelse oorlog, begin twintigste eeuw, verkeerde Nederland in een toestand van algehele malaise. Door een gebrek aan aanvoer van stammen uit het buitenland stonden de vele zaagmolens in De Zaan stil. Over de Rat wordt zelfs geschreven dat hij verkeerd in desolate toestand. Het was rond 1829, dat de burgermeester van IJlst, dhr. Ringnalda besloot om de molen aan te kopen en te verplaatsen naar IJlst. Dit was niet zozeer als weldoener voor de gemeente IJlst, maar meer omdat dhr. Ringnalda zelf houthandelaar was en wel mogelijkheden voor de molen zag, die hij natuurlijk voor niet al teveel geld op de kop had getikt.
De molen werd als bouwpakket uit elkaar gehaald en weer opgebouwd in IJlst. Rond 1850 wordt de molen overgenomen door fa. Oppedijk, die in IJlst ook al de oude molen bezat.Ruim honderd jaar zaagde de molen nog op windkracht, voordat ook “De Rat” werd onttakeld door de nieuwe technische revolutie. Kap en wieken werden verwijderd en een electromotor zorgde vanaf toen voor de aandrijving! Tot 1950 zaagde de Rat voor de fa. Oppedijk balken en planken, toen dreigde de sloophamer de molen definitief te vellen. Gelukkig ontfermde de gemeente IJlst zich over de molen en zorgde ervoor dat omstreeks 1967 “De Rat” weer was voorzien van kap en wieken. Het zou echter nog tot 1977 duren voordat de gehele restauratie voltooid was en de Rat weer kon zagen op windkracht.
Tegenwoordig wordt er op vrijwillige basis hout gezaagd en is de molen toegankelijk voor bezoekers.
Na een korte wandeling bij de molen gaat onze tocht verder richting Leeuwarden.
Wandeling langsheen bekende Leeuwarder monumenten.
1. Gemeentearchief Leeuwarden – Grote Kerkstraat 29
Het hoofdgebouw van het Gemeentearchief dateert van 1933. Het is oorspronkelijk gebouwd om onderdak te bieden aan de Buma-bibliotheek, de door Lieuwe Annes Buma nagelaten klassieke boekencollectie. Het ontwerp is van architect D.F. Wouda, die ook het stoomgemaal bij Lemmer ontworpen heeft. Hij gaf het gebouw de vorm van een stadsstins: twee vleugels die haaks op elkaar staan en een pleintje vormen. Het gietijzeren hek is art déco. Het interieur heeft een lambrizering van groen gemêleerde en zwarte tegels.
2. Coulonhûs/Fryske Akademy – Doelestraat 8
Het Coulonhuis dankt zijn naam aan Anthony Coulon, leerling van hofarchitect Daniël Marot. Coulon bouwde het weelderige pand in 1713 voor zichzelf en zijn gezin. Hun portretten hangen nog steeds in de stijlkamer. Hier is ook een fraai beschilderd plafond bewaard gebleven. Evenals de oorspronkelijke schouw, rijk versierd , met een spiegel en schilderstuk erboven. Zeer bijzonder is de stucversiering in de gang, Aurora voorstellende. De entreepartij en de vensters dateren uit de 19e eeuw.
In 1938 werd notaris Nanne Ottema eigenaar van het Coulonhuis. Hij verrijkte het interieur met diverse stukken van elders, waaronder een antiek beschilderd behang in Lodewijk XV-stijl. Ottema gaf het pand in gebruik aan de net opgerichte Fryske Akademy, die het in 1958 in eigendom kreeg. In dat jaar kon ook het nieuwe hoekpand bij de Akademy gevoegd worden, na een geldinzamelingsactie van de Friese gemeenten. Als blijk van dank zijn de gemeentewapens op de gevel aangebracht.
Onlangs heeft de Fryske Akademy de aan de tuin grenzende Noorderkerk aangekocht en verbouwd tot congrescentrum ‘It Aljemint’.
3. De Koperen Tuin – Prinsentuin
Nadat de verdedigingswallen rondom Leeuwarden hun functie verloren, liet Willem Frederik in 1648 op de noordelijke dwinger een tuin aanleggen voor de stadhouderlijke familie: de Prinsentuin. Op het uiteinde van het bastion verrees een zomerhuis in de stijl van een adellijk buiten.
De Prinsentuin werd in het begin van de 19e eeuw heringericht door tuinarchitect Roodbaard en opengesteld voor de burgerij. Stadsarchitect Gerrit van der Wielen bouwde in 1842 een nieuw zomerhuis, dat als sociëteit diende. Dit gebouw had aan weerszijden smalle vleugels met bovenop balkons. In 1954 werd het zomerhuis vergroot. In de westelijke vleugel kwam de theeschenkerij, sinds 1992 café-salon “De Koperen Tuin”, zo genoemd naar de roman van Simon Vestdijk.
4. Pier Pander Museum – Prinsentuin
De Friese beeldhouwer Pier Pander, die in Rome een atelier had, liet in 1919 al zijn werk na aan de Gemeente Leeuwarden. Speciaal voor deze nalatenschap is in 1954 de oostelijke vleugel aan het vroegere zomerhuis gebouwd, waarna het Pier Pander Museum kon worden ingericht.
5. Pier Pandertempel – Noorderplantage
Voor Panders beeldengroep van personificaties is in 1924 het Pier Pandertempeltje gebouwd. Dit is de posthume uitwerking van zijn ontwerp voor een totaal-kunstwerk. Het tempeltje staat op het hoogste punt van het deels vergraven Noorderbolwerk. Tot 1882 stond op deze plek de molen “De Leeuw”. Het molenaarshuisje bestaat nog.
6. De Oldehove – Oldehoofsterkerkhof
In 1529 werd bouwmeester Jacob van Aaken door kerk- en stadsbestuur aangesteld om een nieuwe kerktoren te bouwen. Toen de toren tien meter hoog was, begon hij aan de kant van de traptreden te verzakken. Er werd geprobeerd loodrecht door te bouwen, waardoor de toren behalve scheef, ook krom werd. De fundering van lagen kalk en klei was blijkbaar niet berekend op het gewicht, want de toren verzakte steeds meer. Na drie jaar was de Oldehove veertig meter hoog en hing hij anderhalve meter uit het lood. De bouw werd gestopt en ook de nieuwe kerk, die bouwvallige Sint Vituskerk moest vervangen, kwam er niet. Later zijn de hoge spitsboogramen en de portalen in de onderste geleding dichtgemetseld voor de soliditeit van de toren.
7. Museum Princessehof – Grote Kerkstraat 11
Het Princessehof werd van 1731-1765 bewoond door stadhoudersweduwe Maria Louise van Hessen Kassel. Het bestond uit een U-vormig complex van drie panden, die hofarchitect Anthony Coulon tot één paleis verbouwd had. De 16e eeuwse Liauckamastins met de hoektoren vormt de rechtervleugel. Uit de paleistijd resteert nog een barokke eetkamer met goudleerbehang en een plafond van sierpleister. In latere tijd werden de panden apart bewoond, dikwijls door beroemde personen, onder wie de graficus M.C. Escher, die in 1898 in het middelste huis geboren is. De gemeente Leeuwarden kocht het complex als onderkomen voor de collectie oosters aardewerk van Nanne Ottema. Hieruit is in 1970 het keramiekmuseum Het Princessehof ontstaan.
8. Discotheek Fire – Nieuwstad 49
Het pand Nieuwestad 49 is een burgerwoonhuis uit 1806 in empire-stijl. De gevel, ter hoogte van het souterrain met natuursteen bekleed, is nog intact. Ook binnen zijn empire-decoraties bewaard gebleven. Het huis is gebouwd in opdracht van de zeer welgestelde Pieter Cats. De Amsterdamse architect Jan Maaskamp ontwierp het. Het pand werd destijds als de voornaamste woning van de stad beschouwd. In 1933 kocht de Gemeente het huis en de koetsierswoning ernaast, om deze tot politiebureau en brandweerkazerne te verbouwen. Sinds de jaren ’80 is discotheek Fire in het pand gevestigd. De voormalige arrestantencellen zijn ingericht als toiletten.
9. Museumwinkel – Nieuwesteeg 5
Het pand van de Museumwinkel is vierhonderd jaar oud. In de 18e eeuw woonde burgemeester Jacob Bourboom hier. Hij gaf het huis zijn voorname uitstraling met de rococogevel met gesneden raamlijst. In 1901 nam de familie Feenstra het pand in gebruik als kruidenierswinkel en woning. Sindsdien is er nauwelijks meer iets aan dit monument veranderd. Makelaar C.H. Boomsma kocht het in 1992 en zorgde ervoor dat de Museumwinkel geopend werd.
10. Patershuis – Bagijnestraat 57
Het Patershuis was het hoofdgebouw van het kloostercomplex van de Grauwe Bagijnen, dat rond 1500 in de Bagijnestraat verrees. De verschillende gebouwen, waaronder de Westerkerk, stonden in verbinding met elkaar. De Bagijnen leefden en werkten hier in gemeenschappelijke ruimten. Latere notabele bewoners hebben het Patershuis doorlopend verbouwd en aan de mode aangepast. In 1905 liet advocaat en notaris J. Tjebbes het huis verbouwen door architect H.H. Kramer. Het kreeg toen Art Nouveau elementen zoals de dakversiering en glas-in-lood. In de kelder zijn middeleeuwse gewelven en Friese rozentegels bewaard gebleven. Het pand krijgt misschien een museale bestemming.
11. Westerkerk/Theater Romein – Bagijnestraat 59
De Westerkerk biedt sinds 1992 onderdak aan theater Romein. Het gebouw had al eens eerder een theater-functie. Dat was rond 1615, toen de rederijkerskamer van Jan Janz. Starter hier optrad. Ook zat er ooit een tuchthuis in en een brouwerij. Het gebouw stond sinds de reformatie van 1580 namelijk leeg. Voor die tijd was het de kloosterkapel van de Grauwe Bagijnen.
De Hervormde Gemeente richtte de kerk in 1637 opnieuw in en bouwde in 1681 een tweede schip aan de noordkant. Dit werd bekostigd met de verkoop van graven in de kerk. Theater Romein is genoemd naar de stadsarchitect Thomas Romein, die de Westerkerk in 1845 ingrijpend verbouwde. De meeste grafzerken uit de kerk zijn verplaatst naar een kunstmatige heuvel in het Leeuwarder bos.
12. Stadhuis – Raadhuisplein 36
De driejarige prins van Oranje Nassau Willem Carel Hendrik Friso legde in 1715 de eerste steen van het stadhuis. Dit monument in klassicistische barokstijl werd door stadstimmerman Claes Bockes Balck gebouwd, op de keldergewelven van de Auckamastins. De beelden boven de ingang zijn van Gerbrand van der Haven; zij stellen de personificaties voor van de vrede en de gerechtigheid. Op het leiendak staat een klokkenkoepel met een carillon, door klokkengieter Claude Fremy gemaakt in 1678. Dit carillon hing eerst in de Nieuwe Toren in de Grote Hoogstraat, die in 1884 afgebroken is. De voorgevel kreeg in 1816 ramen in empire-stijl.
Binnen leidt een monumentale trap met gesneden balustrade naar boven. Hier ligt de nog oorspronkelijke burgemeesterskamer, waar gobelins van Baart de wanden bedekken. En de “vertrekkamer”, met een behangselschildering uit 1789 van W.H. Beekkerk, voorstellende “Mozes omringd door de 70 oudsten”.
Tegen de achtergevel van het stadhuis bouwde Jan Noteboom in 1760 een nieuwe raadzaal. Deze kreeg een pronkgevel in rococostijl, bekroond met het stadswapen. Het symmetrische interieur van de raadzaal is door verschillende Leeuwarder ambachtslieden en kunstenaars verfraaid. Ook hangen hier portretten van de staatshoofden vanaf 1815.
13. Stadhouderlijk Hof – Hofplein 29
Friesland kocht voor zijn eerste stadhouder, Willem Lodewijk van Nassau Dietz, in 1587 een patriciërswoning. In 1603 kwam het Dekemahuis aan de zuidzijde erbij en zo ontstond het Stadhouderlijk Hof met voorplein. De renaissance trapgevels hadden sierbogen en gebeeldhouwde leeuwen en wapens. Elke volgende stadhouder liet het Hof voor veel geld verbouwen en verfraaien. Zo herschiep Daniël Marot in 1709 het middenstuk in barokke Lodewijk XIV-stijl. Uit die tijd resteren de hoge trappenhal en de Nassauzaal met authentieke betimmering. En in 1734 verrees in de tuin een vleugel met balzaal, hofkapel, apotheek en badkamer.
Toen Willem Carel Hendrik Friso in 1747 als stadhouder van alle Nederlandse gewesten naar Den Haag vertrok, diende het Hof nog slechts als logeeradres voor de stadhouderlijke, later koninklijke familie. In de Franse tijd hebben er soldaten in het Hof gebivakkeerd en bood het onderdak aan het Stadsweeshuis, een hospitaal en de Latijnse school. Veel van de inventaris is toen verloren gegaan, maar de Nassau-portretten, geschilderd door Louis Volders, konden worden gered.
In 1814 kocht koning Willem I het gebouw terug. De laatste ingrijpende verbouwing was in 1881. Naar een ontwerp van architect Stoett werden de hoge daken afgeknot, de muren bepleisterd en kwam er een nieuwe ingang met een balkon erboven. Tegenwoordig is het Hof ingericht als stadslogement, waarbij de waardevolle cultuur-historische elementen zoveel mogelijk zijn geïntegreerd.
14. Frysk Letterkundich Museum en Dokumentaasjesintrum – Grote Kerkstraat 212
Het pand van het FLMD is van oorsprong een L-vormig adelshuis uit 1545. Het staat op het hoogste punt van de Nijehove-terp. De eerste bewoner was mr. Julius van Gheel, procureur-generaal van Friesland. Van 1883-1889 woonde de familie Zelle hier, waarvan de dochter later als Mata Hari beroemd werd. In 1977 is het pand gerestaureerd en kreeg de traptoren weer een naaldspits.
15. Tuin van het Nieuw Sint Anthony Gasthuis – Perkswaltje
Het bestuur van het Sint Anthony Gasthuis verwierf in 1857 het herenhuis Grote kerkstraat 39, waar een tuin bijhoorde die zich tot de Groeneweg uitstrekte. Op dit terrein bouwde architect F. Stoett een nieuw gasthuis. Rondom de vier vleugels met de koppaviljoens ervoor werd een tuin aangelegd in modieuze landschapsstijl. De drie beuken stonden er al. Rond 1900 kreeg de tuin een strakkere inrichting. De houten tuinkoepel bij de Wijde Gasthuissteeg was voor de arme bewoners. De welgestelden hadden hun eigen prieel bij de Minnemavleugel.
16. Nieuwe Stads Weeshuis/Fries Natuurhistorisch Museum – Jacobijnerkerkhof 1
Toen in het rampjaar 1672 het aantal wezen enorm toenam, besloot het stadsbestuur van Leeuwarden een definitief eigen weeshuis te stichten. Het Nieuwe Stads Weeshuis werd gebouwd op de plaats van het pesthuis en zou tot 1953 dienst doen. De classicistische hoofdpoort en de voogdenkamer zijn nog origineel. De neo-maniëristische westvleugel is “nieuwbouw” uit 1888. Hier werd in 1987 de hoofdingang voor het Fries Natuurhistorisch Museum gemaakt.
17. Erf van het Boshuisengasthuis – Jacobijnerkerkhof 7
Twee poortjes geven toegang tot het Boshuisengasthuis, destijds een hofje voor arme vrouwen, zoals de spreuk op de buitenmuur laat weten. De stichteres was Anna van Eijsinga, weduwe van grietman Philip van Boshuisen. Haar initialen en het bouwjaar 1652 staan op het fronton van de binnenpoort. De woningen omsluiten een bleek, waar een houten pomp staat en een antieke lantaarn. Bij de restauratie in 1972 werd het oorspronkelijke aanzien van de gevels gehandhaafd.
18. Grote- of Jacobijnerkerk – Jacobijnerkerkhof 95
In het tweede kwart van de 13e eeuw stichtten de Dominicaner of Jacobijner monniken een klooster en een kerk in Leeuwarden. De kerk werd in de 15e eeuw vergroot met vier dwarskapellen en een sacristie. Na de reformatie namen de Hervormden bezit van de kerk en werd het klooster opgeheven. In de huidige kosterij zitten nog resten van een oude kloostergang met kruisgewelven. Het koor bood plaats aan een grafkelder voor de Nassau’s. Het “Oranjepoortje” was hun privé ingang. In 1795 werd de grafkelder vernield.
De Jacobijnerkerk is in de jaren 1972-’78 gerestaureerd. Hierbij is de 19e eeuwse pleisterlaag verwijderd, waardoor de rode en gele kloostermoppen weer tevoorschijn kwamen.
19. Waalse Kerk – Grote Kerkstraat 222
In de Waalse kerk hielden de Frans sprekende leden van de hofhouding en het garnizoen hun Hervormde diensten. Vóór de reformatie in 1580 maakte de kerk deel uit van het Dominicaner kloostercomplex van de Witte Nonnen, dat in 1507 gesticht was. In de kerk bevindt zich een orgel uit 1735 van orgelbouwer
J.M. Schwartsburg. Dit was een geschenk van Anna van Hannover, de gemalin van stadhouder Willem Carel Hendrik Friso. Bij de restauratie in 1986 kreeg de kerk de okergele kleur die door Thomas Romein vaak toegepast werd.
20. Bonifatiuskerk – Voorstreek 72
De Bonifatiuskerk, gebouwd tussen 1882 en 1884, is ontworpen door dr. P.J.H. Cuypers, de expert op het gebied van rooms-katholieke kerken. Cuypers heeft veel symboliek in dit neo-gothische gebouw verwerkt. In de gevels zitten roosvensters, die de oneindige wijsheid en het ware licht symboliseren. De grondvorm van de kerk is een Latijns kruis, het teken van de verlossing. Voor de bundelpijlers en kruisribgewelven stond de 13e eeuwse Franse gothiek model. In 1976 brak tijdens een storm de spits van de Bonifatiustoren, met zijn 85,25 meter de hoogste van Friesland. Dankzij donaties kon de spits in 1980 worden herplaatst.
21. Fries Museum en Verzetsmuseum – Turfmarkt 11
a. Eysingahuis
Op de hoek van Turfmarkt en Koningsstraat stond ooit het pandje van boekhandelaar Johannes Seydel. Daaromheen bouwde Jonker Frans van Eysinga in 1783 zijn patriciërshuis in Lodewijk XVI-stijl. In 1806 werd het hoekpand afgebroken en kon Eijsinga van zijn huis één blok maken. Het Fries Genootschap kocht het Eysingahuis in 1879 en richtte hier het Fries Museum in. Binnen is van de oorspronkelijke decoratie veel intact gebleven, vooral op de bel-etage. Een tunnel verbindt het Eysingahuis met de Kanselarij aan de overkant.
b. Kanselarij
In de Kanselarij werd door het Hof van Friesland de rechtspraak uitgeoefend. Het gebouw is in 1566 in opdracht van de Spaanse koning Philips II ontworpen. Het is een gotisch bouwwerk met enkele renaissance elementen. Voor het dak steekt een verlengde trapgevel uit, waarop allegorische beelden geplaatst zijn. Vier leeuwen versieren het bordes. Zij dragen de schilden van de Friese kwartieren.
Na de opheffing van het Hof van Friesland in 1811, heeft de Kanselarij onderdak geboden aan een hospitaal, een kazerne, het Rijksarchief en de Provinciale Bibliotheek. Sinds 1997 zetelen het Verzetsmuseum en enkele afdelingen van het Fries Museum hier.
22. Van Sminiahuys – Tweebaksmarkt 36
Het huis met de barokke Lodewijk XIV-gevel werd in 1739 gebouwd voor Catharina van Sminia, weduwe van de baron van Coehoorn. Na haar overlijden in 1759 kende het huis een reeks voorname bewoners. In 1842 was burgemeester Jan Bieruma Oosting de eigenaar. Hij liet de grote achtertuin door Lucas Roodbaard herinrichten in romantische landschapsstijl.
23. Provinsjehûs – Tweebaksmarkt 52
Het hoofdgebouw van het Provinciehuis was van 1570-1578 het woonpaleis van de Leeuwarder bisschop Cunerus Petri. Na de reformatie werd zijn paleis ingericht als zetel van Gedeputeerde Staten. In de volgende vier eeuwen is het Provinciehuis geleidelijk vergroot met de naastliggende huizen. In 1784 is een extra verdieping op het pand gebouwd. Ook kreeg de zaal van Gedeputeerde Staten toen zijn interieur in Lodewijk XVI-stijl. In de authentieke koffiekamer hangen portretten van de Nassau’s. De Statenzaal dateert van 1895. Het neo-gothische ontwerp met glas-in-lood ramen is van J. van Lokhorst. De schilderingen verbeelden taferelen uit de Friese geschiedenis.
24. Haersmahuys – Tweebaksmarkt 49
Het café is genoemd naar Auck van Haersma, een bewoonster uit de 18e eeuw. De oorspronkelijke eigenaren van dit 17e eeuwse herenhuis zijn niet bekend. In de tuingevel hebben zij weliswaar een gebeeldhouwd huwelijkswapen aangebracht, maar dit is geblindkapt. Het voorhuis is eerder gebouwd, vlak na de demping van de Blokhuisgracht in 1580. Hier is een zeldzame plafondschildering van bloemen en vogels bewaard gebleven.
25. Waag – Nieuwestad 148
Op de brede kade van de Nieuwestadsgracht stond in de 15e eeuw al een waag. Hier werden partijen boter, kaas en vlees gewogen, voordat ze op de markt verhandeld mochten worden. Dit bracht de stad inkomsten aan waaggelden op. In 1595 verrees het tegenwoordige waaggebouw in renaissance-stijl. Tussen de twee bouwlagen loopt rondom een klassiek fries van natuursteen, versierd met rozetten en engelkopjes. Op de hoeken boven de luifel zitten gebeeldhouwde wapendragende leeuwen. Balansmaker Peter Hendricksz van de Ghere leverde de grote evenaars van 325 en 400 pond, waar de weegschalen aan hingen. De Waag is in 1890 gerestaureerd door architect J. Noordendorp.
26. Beurs/Bibliotheek Leeuwarden – Wirdumerdijk 34
De Beurs is in 1880 gebouwd om onderdak te bieden aan de zuivelwaag en de graanhandel. Het is een eclectisch gebouw, ontworpen door Thomas Romein. Het basement van escaussijnse steen bevatte oorspronkelijk 23 poorten. Deze zijn later vervangen door ramen. Ook de bronzen deuren zijn uit latere tijd. De middengevel wordt bekroond door een balustrade met vazen en een uurwerk.
De functie van de Beurs verviel binnen een eeuw, door de opkomst van de zuivelindustrie en de veranderende organisatie van de agrarische handel. Sinds 1980 is de Openbare Bibliotheek in de Beurs gehuisvest.
27. Paleis van Justitie – Wilhelminaplein 1
Bij de reorganisatie van de rechterlijke macht in 1838 werd aan Leeuwarden een provinciaal gerechtshof en een arrondissementsrechtbank toegewezen. Stadsbouwmeester Thomas Romein kreeg opdracht een Paleis van Justitie te ontwerpen voor de huisvesting van de beide instellingen. Om een geschikte plek te creëren voor dit monumentale neo-classicistische gebouw, werd een deel van de stadsgracht gedempt, waardoor het Wilhelminaplein ontstond. Mede dankzij Russisch geld kon Romein in 1846 met de bouw beginnen, die tot 1851 duurde. Hij gaf het Paleis van Justitie een tempelfront, met zes Corinthische zuilen op een hoog bordes. Ook het interieur is imponerend en rijk gedecoreerd.
Na een welgevulde namiddag keren we rond16:30 terug naar huis. Moe, maar tevreden kunnen we al een eerste blik werpen op onze kiekjes.